Beginnen aan een breiproject is één ding, het ook afmaken is iets geheel anders.
Vaak heb ik meerdere dingen tegelijk op de pennen staan. Een greep uit de afgelopen weken:
– een sjaal voor de verjaardag van mijn moeder in herfstkleuren
– een kloeke sjaal voor dochter
– een vest voor mezelf (of voor dochter, je weet maar nooit)
– En mijn zwerksjaal natuurlijk.
– En op de haaknaald heb ik een deken in de maak van restjes en losse bollen uit de uitverkoop.
De zwerksjaal en de deken zijn lange termijn projecten. Dus die tellen niet. Wat de rest betreft: ik heb me voorgenomen dat die eerst af moeten, voordat ik aan iets nieuws mag beginnen.
Al lonkt er nog een streng mooie blauwe wol. Voor sokken. Zal ik toch…?
Nee, spreek ik mezelf streng toe.
De benedictijner monniken wisten al eeuwen geleden dat de kunst van het afmaken minstens zo waardevol én lastig is als de kunst van het beginnen. Het vraagt een zekere discipline en vastberadenheid, waar ik mezelf in oefen. Want beginnen heeft de belofte in zich van iets nieuws. Iets afmaken is in zekere zin enger. Want het resultaat kan zo maar tegenvallen.
Zoals in het geval van het vest. Het is te klein. Bah.
Maar wat blijkt: dochterlief staat het prachtig. Dus rol ik van de ene discipline in de andere: de kunst van het loslaten. Het vest blijkt voor haar gemaakt te zijn. Al is het niet wat ik bedoeld heb te maken, ik ben toch blij met het resultaat.